Het verhaal speelt zich af in een Rijnlandse stad tijdens de keizerlijke tijd. De vorst zou een toespraak hebben gehouden, maar daarover is niets in de krant te vinden. De geruchten over de inhoud namen al snel toe; keizer zou hebben geklaagd over de eeuwige klagers en Goethe hebben geciteerd - maar welk citaat precies is niet bekend. Aan de stamtafel, waar ook officier van justitie Treskow zit, zijn de burgers hierover verontwaardigd terwijl ze grote hoeveelheden wijn nuttigen. De volgende ochtend wordt het monument van de soeverein gemuilkorfd. De kater-officier van justitie von Treskow krijgt de zaak toegewezen en wordt onderzocht op majesteitsschennis, zonder te vermoeden dat hij zelf de dader is...