1969. Baal, dichter en anarchist, heeft een tegenstrijdige relatie met het kleinburgerlijke middenveld. De ene maal probeert hij hen te begrijpen en aan te halen, de andere keer hekelt hij hen en verwerpt ze weer. De dichter leidt een eenvoudig leven: als hij niet in zijn zolderkamer vertoefd, zwerft hij doelloos rond. Zijn weg voert hem door bossen en langs snelwegen en intussen grijpt hij altijd weer naar de fles. Hij slaapt met mensen van beide geslachten en maakt een jonge actrice zwanger, waar hij echter niet bij kan blijven. Maar gedraagt hij zich asociaal? Of ligt het aan het de maatschappij?